Groninger Museum
30 mei 2007 – 20 januari 2008
Deze tentoonstelling is alweer de zesde in het kader van de samenwerking tussen het Rijksmuseum Amsterdam, Gemeentemuseum Den Haag, Keramiekmuseum Princessehof en het Groninger Museum. Deze vier musea beschikken samen over een zeer omvangrijke en veelzijdige collectie Aziatische keramiek. Afwisselend, in een van deze musea, wordt jaarlijks een deel van de collecties getoond. Deze keer in Groningen waar, voor het eerst in de reeks tentoonstellingen, een niet-Chinees onderwerp wordt belicht.
De aanleiding hiertoe is de omvangrijke en interessante verzameling Japans porselein die Prof. dr. Christiaan Jörg in 2003 voor een groot deel publiceerde in de overzichtscatalogus Fine & Curious: Japanese Export Porcelain in Dutch Collections.
De tentoonstelling wordt opgeluisterd door bijzondere voorwerpen uit de Japanse porseleinverzameling van de Jan Menze van Diepen Stichting die in de Fraeyelemaborg te Slochteren is gehuisvest.
Weliswaar veel later dan China, kent ook Japan een traditie in het vervaardigen van porselein. Deze begint rond 1600, gestimuleerd door de komst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie die zich op het eiland Deshima voor de kust van Nagasaki vestigt. China werd in die tijd geteisterd door burgeroorlogen waardoor de porseleinovens in Jingdezhen grotendeels verwoest waren. Om toch aan de grote vraag naar porselein te kunnen voldoen, zocht de VOC een gebied waar pottenbakkers in staat waren de kwaliteit van Chinees porselein te evenaren.
Het oog viel op Japan, niet alleen vanwege de strategische ligging en de aanwezige, vaardige keramisten en porseleinschilders, maar ook het feit dat men over de belangrijke grondstoffen beschikte om porselein te kunnen maken.
De productie voor de Japanse, binnenlandse markt liep parallel aan die voor de export naar het Westen en andere Aziatische landen. Vormen en versieringen werden aangepast aan de vraag en smaak van de diverse afzetmarkten. Zo bleef het onderglazuur blauw nagenoeg eindeloos populair bij de Europeanen vanwege de exotische uitstraling. Hier kwam later het bontgekleurde Imari bij, dat naadloos paste bij de barokke Europese interieurs. Ook raakte het drinken van koffie en thee in die periode in Europa in zwang, en daarmee de vraag naar kopjes en schotels, hetgeen weer resulteerde in een explosieve toename van de Japanse porseleinproductie.
Naast deze grote groep voorwerpen die speciaal voor de Westerse markt werd gemaakt, zijn er ook talloze stukken in de tentoonstelling te bewonderen die bestemd waren voor de Japanse en inter-Aziatische handel.